Blog

De nieuwe stedelijke drink- en afvalwaterketen: klein, geconcentreerd en duurzaam

De meest fundamentele taak in de drinkwatervoorziening en de afvalwaterketen is het bijdragen aan de volksgezondheid. Minstens zo belangrijk en noodzakelijk is de betrouwbare huis-aan-huis levering van drinkwater en inzamelen van afvalwater voor comfortabel stedelijk leven: je hoeft niet met een kruik op je hoofd naar de rivier te lopen of iedere ochtend een tonnetje nachtschade aan de stoep te zetten. Deze essentiële dienstverlening wordt in Nederland verzorgd door drie publieke instituties: drinkwaterbedrijven, gemeenten en waterschappen. Elk verzorgen ze hun deel van de keten om de volksgezondheid en het stedelijk comfort te dienen. Het hele systeem is in de afgelopen anderhalve eeuw gegroeid tot het ingenieuze, betrouwbare, fijn vermaasde en wettelijk vastgelegde systeem dat we nu hebben.

Klimaatverandering en de uitputting van natuurlijke grondstoffen maken duidelijk dat we naar duurzamer oplossingen moeten komen om de stedelijke omgeving veilig en leefbaar te houden. Dit geldt ook voor onze stedelijke watervoorzieningen. Om dat goed te kunnen doen, is het van belang de globale geschiedenis en de rol van de drie instituties binnen het huidige systeem te kennen om vervolgens de transitie naar “Klein, geconcentreerd en duurzaam” in perspectief te kunnen plaatsen.

Waterschappen zijn  de eerste instellingen die zich expliciet met water bezig gingen houden. De oudsten zijn honderden jaren oud. Ze zijn  verantwoordelijk voor het droog houden van de voeten en optimale omstandigheden te creëren om de schaarse en vruchtbare grond in de deltagebieden geschikt te maken en te houden voor landbouw en industrie.

De drinkwaterbedrijven zijn ‘pas’ aan het begin van de vorige eeuw begonnen met het op grotere schaal leveren van drinkwater. Eerst veelal als gemeentelijke, provinciale of private ondernemingen maar nu georganiseerd in 10 publieke bedrijven met een wettelijk vastgelegde, scherp omschreven taak. De voorziening heeft een groeispurt doorgemaakt in de jaren ‘45-’80 van de vorige eeuw, samen met de algemene  ontwikkeling van Nederland na WOII.

De watertaken van de gemeenten komen in dezelfde periode ook op gang. De taken  richtten zich vooral op voorkomen van overlast van regenwater, vrij snel gecombineerd met het inzamelen en afvoeren van afvalwater in al dan niet gescheiden riolering. Dat leidde in begin van de jaren ’70 van de vorige eeuw weer tot een nieuwe taak van de waterschappen, namelijk het zuiveren van afvalwater voordat het in de rivier c.q. het watersysteem terug mocht.

Iedere instelling is nu nog steeds verantwoordelijk voor één  schakel in de keten, met als rode draad  de volksgezondheid en het ‘stedelijk comfort’. De kwaliteit en prestatie van het totale systeem zijn uniek in de wereld en de Nederlandse ‘waterkunde’ wordt met bewondering en soms zelfs afgunst bekeken.

De drinkwater- en afvalwaterketen moeten verduurzamen  om de beschikbaarheid van voldoende en schoon water te kunnen garanderen. Iedere institutie kijkt nu vooral naar maatregelen binnen de eigen schakel. Dat leidt soms tot oplossingen die effectief zijn binnen de eigen schakel, maar niets bijdragen of zelfs negatief zijn voor de andere schakels. Om dit te optimaliseren, zou er een overkoepelende focus moeten liggen op het terugwinnen van grondstoffen uit de afvalwaterstroom. Een belangrijke technische vertaling hiervan is, dat de afvalwaterstroom zo geconcentreerd en zo constant mogelijk is in samenstelling en volume: Klein, geconcentreerd en daardoor heel duurzaam te behandelen! Het meest efficiënte en energie-neutrale zuiverings-/terugwinningsproces, de anaerobe (zonder zuurstof) behandeling kan zo worden toegepast.

Voor de verschillende water-instituties betekent dit een paradigma shift. De duurzaamheidsdoelstelling heeft een instellingsgrens-overschrijdend karakter en valt buiten de huidige wettelijke verplichtingen. Het gaat erom zo min mogelijk water in de afvalstroom te krijgen en zo veel mogelijk organische stof erin. Het wordt dan bijvoorbeeld belangrijker om te besparen op het totale volume water dat in een huis of industrie gebruikt (kleiner en geconcentreerder), dan het vervangen van een gedeelte van de drinkwaterstroom door een regenwaterstroom.

Ook dit is een voorbeeld van ‘schakel-optimalisatie’: regenwater inzetten voor bijvoorbeeld toiletspoeling levert geen kleinere afvalwaterstroom op. Het neemt zelfs de motivatie weg om de totale afvalwaterstroom te verkleinen.

 

De grootste ‘verdunning’ van de afvalwaterstroom vindt nu plaats in het gemeentelijk rioolstelsel. Zelfs in een gescheiden stelsel hebben regen- en ander water veel invloed op het volume en dus de verdunning. Kleinere rioolleidingen (100-150 mmm i.p.v. de gebruikelijke 300 mm) voorkomen misaansluitingen met regenwater en zorgen daardoor voor concentratie. Inzamelingssystemen met kleinere en kortere leidingen nemen minder ruimte in de grond en zijn, niet onbelangrijk, 50% goedkoper dan een conventioneel vuilwater riool.

Op termijn zullen deze ingrepen in combinatie met drinkwaterbesparingen leiden tot de gewenste kleine, geconcentreerde afvalwaterstroom. Het zal enkele decennia duren om de riolering aan te passen en de waterbesparing te realiseren. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat extra voedingsstoffen nodig zijn om de optimale concentratie organische stof te krijgen, bijvoorbeeld door ook keukenafval toe te voegen aan afvalwater; of de hondenpoep die we nu in zakjes in een afvalbak gooien.

Kortom: verduurzaming van de stedelijke drink- en afvalwaterketen, gedreven door het uitgangspunt van concentreren en verkleinen van de afvalwaterstroom. De centrale vraag is telkens: “Wat draagt maatregel XX bij aan het verkleinen van de afvalwaterstroom, c.q. het verhogen van de concentratie van organische stof?”

delen