Nieuws

Deltafact Biociden: invloed op waterkwaliteit nog niet goed in beeld

Voor waterbeheerders is nog weinig kennis beschikbaar over biociden en de invloed op de waterkwaliteit, terwijl deze stoffen toch onverwacht kunnen opduiken in het Nederlandse oppervlaktewater. Het recent verschenen Deltafact Biociden van de Kennisimpuls Waterkwaliteit (KIWK) benoemt de huidige kennis én kennishiaten.

Weinig mensen weten wat biociden eigenlijk zijn en hoe breed het gebruik van biociden is. Slechts een kwart van de biociden die in Europa zijn toegestaan wordt gemonitord in de Nederlandse oppervlaktewateren. Net als de onlangs gepubliceerde Deltafacts Microplastics en Consumentenproducten, is het Deltafact Biociden bedoeld om waterbeheerders te informeren over deze stofgroepen. De Deltafacts zijn producten van het project Ketenverkenner van de KIWK. De KIWK is een vierjarig onderzoeksprogramma, uitgevoerd door Wageningen Environmental Research, RIVM, Deltares en KWR in opdracht van het Rijk, provincies en de waterbeheerders. Om de kennis uit het project Ketenverkenner te delen vindt op 3 juni as. het webinar Opkomende stoffen plaats voor waterbeheerders en andere waterprofessionals.

Biologisch actieve stoffen

Biociden zijn biologisch actieve stoffen, bedoeld om schadelijke levende organismen te bestrijden, te lokken, of af te weren. Letterlijk betekent biociden: ‘leven-dodend’. Het Deltafact Biociden noemt vier hoofdgroepen: desinfectiemiddelen, conserveermiddelen, plaagbestrijdingsmiddelen en ‘andere biociden’, waaronder antifouling op schepen dat aangroei van organismen tegengaat. Bij gewasbeschermingsmiddelen ligt het voor de hand om de emissie naar het water te monitoren. Maar bij biociden is dit vaak minder vanzelfsprekend, zegt Ivo Roessink, onderzoeker bij WUR: “Het gebruik van biociden is diffuser dan bij gewasbeschermingsmiddelen, die bijvoorbeeld worden aangebracht om bladluizen of andere plaagdieren tegen te gaan. Omdat in het laatste geval een blootstellingsroute naar het water bestaat, is het logisch dat je als waterbeheerder daarnaar kijkt. We begrijpen steeds beter dat ook biociden via onverwachte achterdeurtjes in ons milieu terecht kunnen komen. Het gaat dus om een bewustwordingsproces.”

Analysemethode en monitoring

In welke mate biociden in het Nederlandse water in de gaten worden gehouden, is uitgezocht door datawetenschapper Tessa Pronk van KWR. “Van de 254 biociden die in Europa zijn toegestaan, worden er slechts 55 gemonitord. Dat is dus maar een fractie van wat in het oppervlaktewater zou kunnen voorkomen.” Wat een reden van deze lage monitoring is, wordt uitgelegd door Joke Wezenbeek, onderzoeker bij het RIVM. “Voor biociden bestaan vaak nog geen gestandaardiseerde analysemethoden. En bovendien zijn ze wat betreft hun emissieroute naar water nog niet goed in beeld. Biociden die bijvoorbeeld als conserveringsmiddel in een blik verf zitten, hoe zouden die in het water belanden?” Bijkomende factor is dat biociden vaak een dubbele toepassing hebben, vult Pronk aan. “Het is dus maar de vraag of ze worden gemonitord omdat ze een biocide zijn. Uiteindelijk bleek het slechts om een zestal biociden te gaan die ook alleen voor dat doel worden gebruikt.”

Belangrijkste emissieroute via RWZI

Heel verhelderend dus, dat in het Deltafact Biociden van de 22 productsoorten die de Europese Biocidenverordening hanteert de emissieroutes staan vermeld. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat desinfectiemiddelen en conserveermiddelen vooral via rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) het oppervlaktewater kunnen bereiken. Roessink: “Het is niet zo dat mensen blikken verf door het toilet spoelen. Wel worden er bijvoorbeeld veel tuinschuttingen geverfd. Door de regen worden deeltjes uit die verf afgespoeld, waarna ze via het riool in de RWZI terechtkomen en uiteindelijk in het oppervlaktewater.”

Governance

Behalve een eerste verkenning van biociden die van belang zijn voor de waterketen en het voorkomen ervan in het Nederlandse watersysteem, behandelt het Deltafact Biociden ook de governance. “Net als gewasbeschermingsmiddelen zijn biociden stoffen die heel goed zijn gereguleerd”, zegt Wezenbeek. “Je mag deze stoffen pas gebruiken wanneer ze zijn goedgekeurd en de biocide-producten met deze stoffen erin zijn toegelaten. Je moet dus aantonen dat het product veilig is voor mens en milieu. Toch wijst onze verkenning uit dat sommige biociden boven de grenswaarde in het water kunnen zitten. Een goed voorbeeld hiervan is DEET, een stof die in insectenwerende middelen zit.”

Vervolgonderzoek

Het opduiken van biociden in water, terwijl je dat op basis van het gebruik ervan niet zou verwachten – zoals DEET en houtconserveringsmiddelen – is wat Roessink betreft een van de belangrijkste uitkomsten van het Deltafact Biociden. “In eerste instantie hebben we hiermee het landschap van deze stoffen met betrekking tot de waterketen in beeld gebracht.” Om de waterbeheerders nog beter te informeren, gaat het onderzoek verder. Aan de hand van een lijst van alle Europese biociden en hun bijbehorende stofeigenschappen, wordt in een vervolgstudie vastgesteld welke hiervan in het water terecht kunnen komen en wat de eventuele toxische effecten zijn. “Voor waterbeheerders is het niet nodig alle biociden te meten”, nuanceert Wezenbeek. “Zo zullen ozon en alcohol bijvoorbeeld geen schadelijk effect hebben op de waterkwaliteit omdat ze snel afbreken. Deze stoffen zul je dus niet in het water aantreffen.”

 

delen