Nieuws

Handvatten voor het beoordelen van aanwezigheid microplastics in stedelijke watercyclus

Promotieonderzoek werpt licht op prestaties drinkwaterzuiveringstechnieken

Het proefschrift ‘Micro- en Nanoplastics in the Urban Water Cycle’ van Svenja Mintenig helpt de watersector meer zicht te krijgen op dit onderwerp. Het onderzoek biedt een raamwerk voor het bepalen van plasticdeeltjes en een veldstudie naar de prestaties van bestaande drinkwaterzuiveringstechnieken om zulke deeltjes uit het water te halen.

Mintenig was promovenda aan de Universiteit Utrecht, met promotoren Stefan Dekker (UU), Annemarie van Wezel (UU) en Bart Koelmans (WUR). Bij KWR heeft zij in het kader van het Bedrijfstakonderzoek voor waterbedrijven (BTO) delen van haar onderzoek samen met Patrick Bäuerlein (KWR) en Annemarie van Wezel uitgevoerd.

Kennis over hoeveelheden en soorten microplastics (MP) in het zoetwatermilieu is fragmentarisch. Het onlangs afgeronde promotieonderzoek van Svenja Mintenig werpt licht op het beoordelen van de aanwezigheid van MP in de stedelijke watercyclus. ‘Nauwkeurige gegevens over MP-typen en concentraties zijn nodig om hun risico’s te beoordelen, te traceren waar ze vandaan komen en om de bronnen te beperken’, zo schrijft Mintenig in haar proefschrift.

Mintenig onderzocht welke analytische vereisten nodig zijn om micro- en nanoplastics te identificeren.

Svenja Mintenig onderzocht welke analytische vereisten nodig zijn om micro- en nanoplastics te identificeren.

Micro- en nanoplastics

Mintenig onderzocht welke analytische vereisten nodig zijn om micro- en nanoplastics te identificeren. Vervolgens paste de onderzoekster deze bevindingen in twee veldstudies toe. Bij verschillende RWZI’s die lozen in de Maas en de Dommel, bepaalde Mintenig welke en hoeveel MP in het effluent zitten en hoe de concentraties hiervan in tijd en ruimte veranderden. Zo werden er 26 polymeertypes geïdentificeerd, met een grootste diversiteit in de monsters van kleinste grootteklasse. Op vrijwel alle bemonsteringslocaties lagen de MP-concentraties beneden de drempelwaardes waarbij nadelige ecologische effecten worden verwacht.

Drie drinkwaterzuiveringstechnieken getest

Ook onderzocht Mintenig met experimentele simulaties of nanoplastics (NP) met huidige drinkwaterzuiveringstechnieken uit het oppervlaktewater kunnen worden verwijderd. Zij richtte zich hierbij op drie gangbare technieken: coagulatie-flocculatie-sedimentatie (CFS), snelle zandfiltratie en granulaire actieve kool (GAC). Alle geteste technieken blijken in staat om NP van 50 tot 200 nm met variabele oppervlaktelading gedeeltelijk uit het oppervlaktewater te kunnen verwijderen. Snelle zandfiltratie was het minst effectief in het verwijderen van plasticdeeltjes. CFS was het meest efficiënt voor de grotere NP (>200 nm), terwijl kleinere NP (50 nm) beter werden verwijderd door GAC-filtratie. Het totale verwijderingspercentage was aanzienlijk.

Alle geteste technieken blijken in staat om NP van 50 tot 200 nm met variabele oppervlaktelading gedeeltelijk uit het oppervlaktewater te kunnen verwijderen.

Alle geteste technieken blijken in staat om NP van 50 tot 200 nm met variabele oppervlaktelading gedeeltelijk uit het oppervlaktewater te kunnen verwijderen.

Duidelijker beeld nodig

Drinkwaterzuiveringsinstallaties in Nederland bevatten verschillende zuiveringsprocessen. Daarom verwacht Mintenig dat tijdens de drinkwaterproductie een groot deel van het NP uit het oppervlaktewater wordt verwijderd. Zij sluit het echter niet uit dat een deel van deze plastic deeltjes in het drinkwater achterblijft. Meer onderzoek is dus nodig om een duidelijker beeld te krijgen van verwijderingspercentages van NP, voor een zo laag mogelijke blootstelling hieraan bij mensen.

delen