Column

Innoveer gebouwinstallaties, maar toets ook het effect op het totale systeem

Innovaties in gebouwinstallaties – drinkwaterinstallaties en gebouwriolering – zijn nodig, want water, energie en andere grondstoffen worden schaarser. Maar wie gaat toetsen welke effecten er zijn op het hele systeem, van productie tot drinkwaterleidingnet,  riolering en afvalwaterzuivering?

De (collectieve) drinkwaterinstallatie verbindt het drinkwaterleidingnet met de eindgebruiker, net zoals de gebouwriolering het rioleringennet met de eindgebruiker verbindt. Drinkwaterinstallaties in woningen, kantoren, hotels en ziekenhuizen laten mensen water gebruiken voor consumptie, douchen, toiletspoeling en meer. Van oudsher zijn de drinkwaterinstallatie en de gebouwriolering het domein van de loodgieter. Door “trial and error” en via de introductie van een aantal veiligheidsfactoren zijn in de loop van de tijd ontwerprichtlijnen en –normen ontstaan voor deze gebouwinstallaties. Die ontwerprichtlijnen moeten vooral zorgen voor het nodige comfort: voldoende druk, voldoende warm water, geen tikkende leidingen en geen stankoverlast. Dit komt vooral terug in grotere leidingdiameters en grotere warmwaterbereiders. Die (te) grote dimensionering heeft ook nadelen: het kost meer materiaal, meer ruimte en meer energie en heeft potentieel zelfs negatieve effecten op de gezondheid: dat is nog nooit goed onderzocht. Het belangrijkste probleem is echter, dat er nauwelijks getoetst wordt welk effect veranderingen in ontwerp of gebruik van een installatie hebben op het totale systeem van drinkwaternet tot en met rioleringsnet.

Innovaties in gebouwinstallaties

Er zijn zeker verbeteringen (noem ze innovaties) in de installatiesector doorgevoerd. Een installatie in een woning uit 1920 is niet hetzelfde als in een woning uit 2020. Loden leidingen worden niet meer geïnstalleerd in verband met de volksgezondheid; de kosten van materiaal en installatie worden beperkt door kunststof leidingen met knelfittingen te gebruiken in plaats van gesoldeerde koperen leidingen. Maar hoewel de gemiddelde gezinsgrootte afneemt en er steeds meer waterzuinigere toiletten, douches en wasmachines op de markt komen, is de ontwerpmethodiek voor de binnenhuisinstallatie nog niet merkbaar veranderd. Het vermoeden bestaan dat daar zeker nog wel iets te verbeteren valt, bijvoorbeeld door een betere afweging tussen comfort, (energie)kosten en kwaliteit.

Toets van effect op het systeem ontbreekt

Er komen steeds meer innovaties op de markt: van nieuwe materialen, warmteterugwinning (WTW) uit douchewater tot een toilet dat doorspoelt met een combinatie van perslucht en slechts 1,5 liter water, point-of-use-apparaten voor ontharding of filtratie en methodes om snel lekkages te detecteren. Maar bij het ontwikkelen en vermarkten van deze innovaties is er nooit een toets van het effect van die innovatie op het hele systeem. Toch is dat belangrijk: wanneer er iets verandert in de drinkwaterinstallatie in een gebouw kan dat gevolgen hebben voor de toelevering van drinkwater en/of de afvoer van het afvalwater en op de technische systemen die die functies vervullen. Ten eerste lijkt het besef te ontbreken dat zo’n systeemtoets nodig is. Ten tweede is er geen toetsingskader voorhanden en is niet direct duidelijk wie een dergelijke toets kan uitvoeren. En als laatste: het is ook niet evident wie voor zo’n toets zou moeten betalen.

Relevant

Toch zijn dergelijke toetsen wel degelijk relevant. Een voorbeeld. Een leverancier van een toilet dat doorspoelt met perslucht heeft geen idee wat gebruik van zo’n toilet betekent voor de gebouwriolering, of voor het riool in de straat. Er worden enkele praktijkproeven gedaan op de campus van een Engelse universiteit, waarbij ook af en toe wordt gekeken in een aantal putten of er sprake is van verstopping. Dat geeft echter geen volledig inzicht in de effecten op het systeem. Als deze pilot in het Verenigd Koninkrijk slaagt, betekent dat trouwens niet automatisch dat er ook in Nederland geen problemen zullen zijn. De ontwerprichtlijnen zijn namelijk nationaal bepaald: in elk land wordt bijvoorbeeld de ontluchting weer anders aangesloten en een ander afschot geëist.

Een ander voorbeeld. Het wordt steeds drukker in de meterkast en in de leidingschachten. Niemand heeft ooit gekeken wat het effect daarvan op bijvoorbeeld de drinkwaterkwaliteit is.

Wie gaat innovaties toetsen?

Drinkwaterbedrijven hebben de wettelijke opdracht om drinkwater te leveren tot aan de meterkast. De gebouwinstallatie hoort daarmee niet tot hun werkgebied. Toch hebben ze in het verleden ook wel onderzoek gedaan aan woninginstallaties, maar inspectie daarvan valt buiten hun wettelijke takenpakket en het onderwerp is dan ook weer uit hun onderzoeksprogramma verdwenen. De vraag is nu: wie zal zich dan bekommeren om onderzoek en innovatie in de gebouwinstallatie? De meeste bedrijven in de installatiesector zijn te klein om zelf de kosten te kunnen dragen om een innovatief idee zodanig uit te werken, dat het ook gegarandeerd in de praktijk werkt. Zie het voorbeeld van het toilet met perslucht hierboven. Bovendien lijkt het systeem van adviseurs en installateurs als onderaannemers in projecten vooral te leiden tot risicomijdend gedrag, niet tot stimulatie van innovatie. De installatiesector, via brancheorganisatie Techniek Nederland en vereniging TVVL, zou meer geld opzij kunnen zetten om innovatie te stimuleren, maar ook drinkwaterbedrijven en gemeenten zouden hierin een rol kunnen nemen. Want innovaties zijn wel degelijk nodig: grondstoffen worden schaars, dus het beperken van water-, energie- en materiaalgebruik en het terugwinnen van grondstoffen worden steeds belangrijker. Ik denk dat we de komende jaren samen een goed antwoord op deze vraag moeten vinden.

delen